Het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 waarin de Nederlands belasting van inkomsten uit sparen en beleggen voor de jaren 2017-2020 in strijd met de wet werd geacht, heeft inmiddels flink wat stof doen opwaaien.

Reactie Staatssecretaris
In een reactie heeft deze aangegeven dat hij rechtsherstel zal bieden aan degenen die bezwaar hadden gemaakt tegen de heffing. De uitspraak verplicht daar ook toe. Dit zal worden geboden via een forfaitaire heffing. De vermogensmix die door het december-arrest onderuit werd gehaald wordt aldus losgelaten.

Voor de jaren 2017 t/m 2021 ziet de forfaitaire heffing er als volgt uit:

Forfaits 2017 2018 2019 2020 2021
Spaargeld 0.25% 0.12% 0.08% 0.04% 0.01%
Schulden 3.43% 3.20% 3.00% 2.74% 2.46%
Beleggingen 5.39% 5.38% 5.59% 5.28% 5.69%

De met de forfaits berekende opbrengst wordt voor de jaren 2017 t/m 2020 belast tegen 30% en voor 2021 tegen 31%. De spaarders worden aldus gecompenseerd. Met het feit dat bij spaargelden boven
€ 100.000,- een negatieve rente in rekening wordt gebracht, wordt echter geen rekening gehouden. Voor beleggers wordt nog steeds gerekend met een hoog forfait. Zij krijgen dus geen rechtsherstel als zij op hun beleggingen slechts een laag rendement hebben behaald. Een volgende procedure ligt hier dan ook waarschijnlijk alweer op de loer.

Het 20 mei arrest
Voor het beperkt rechtsherstel werd gewezen op een lopende procedure voor de Hoge Raad. Daarbij ging het om de vraag of degenen die geen bezwaar hadden gemaakt alsnog een belastingvermindering konden afdwingen via een verzoek tot ambtshalve vermindering. De uitspraak van de Hoge Raad van 20 mei jl. heeft voor belastingplichtigen op dit punt voor een deceptie gezorgd.

Een beroep op ambtshalve vermindering kan niet worden gedaan op basis van nieuwe jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag IB/PVV voor een bepaald jaar definitief is vastgesteld. Dit is het geval als tegen de aanslag geen bezwaar of hoger beroep meer kan worden ingesteld. Volgens de Hoge Raad betekent dit dat belastingplichtigen die geen bezwaar hadden gemaakt tegen de heffing niet om ambtshalve vermindering kunnen verzoeken op basis van het kerstarrest.

Uitgebreider rechtsherstel
Op verzoek van de kamer onderzoekt de staatssecretaris momenteel nog of aan een grotere groep belastingplichtigen rechtsherstel kan worden geboden. Het gaat daarbij met name om de kleine spaarders. Probleem daarbij is de definitie van kleine spaarder. Iedere grens zal daarbij als willekeurige worden ervaren. Een tweede pijnpunt is dat alleen de kleine spaarder wordt gecompenseerd en niet de onfortuinlijke kleine belegger. Hier lijkt sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.

De jaren 2022 t/m 2024
In april heeft de staatssecretaris aangegeven dat voor de jaren 2022 t/m 2024 de belasting ook op een nog nader vast te stellen forfait zal worden gebaseerd. Hier moet met belangstelling worden afgewacht wat met de beleggingen zal worden gedaan. Door de Oekraïne-oorlog zijn aandelen in 2022 immers sterk in waarde gedaald.

Vermogensaanwasheffing
In 2025 zal een vermogensaanwasheffing worden ingevoerd. Daaronder worden dividenden, rente, huurinkomsten en de waarde toename van aandelen belast. Daarbij is niet van belang of de waarde toename van de aandelen ook daadwerkelijk is gerealiseerd. De invoering van een vermogenswinstbepaling wordt niet als wenselijk gezien omdat de realisatie van vermogenswinsten dan onbeperkt kan worden uitgesteld. Voor onroerende zaken zal echter ook dan nog een forfait worden gehanteerd omdat men de bepaling van de waardeaangroei daarbij blijkbaar moeilijk vindt.

Gevolgen van de systeemwijziging in 2025
Op 24 juni jl. is aangekondigd dat in het najaar een wetsvoorstel zal worden ingediend dat de exacte details van de vermogensaanwasheffing bevat. In ieder geval staat vast dat particuliere beleggers weer wat extra ingewikkelde berekeningen zullen moeten maken. Te hopen valt echter dat financiële instellingen hier de reikende hand zullen bieden.

Ook is duidelijk dat de invoering van een vermogensaanwasbelasting tot vele principiële discussies zal moeten leiden. Een duidelijk voorbeeld is of het belasten van de eigen woning in box 1 moet blijven of overheveling naar box 3 wenselijk is. Een tweede belangrijke vraag is of de vermogensaanwas van een dure eigen woning nog steeds onbelast kan blijven.

Verder zullen ook misbruikregels moeten worden ingevoerd om te voorkomen dat grootaandeelhouders hun vermogen in box 2 (aanmerkelijk belanghouders) gaan parkeren om de vermogensaanwasheffing te ontlopen. Een principiële vraag wordt dan of aanmerkelijkbelanghouders en normale beleggers nog verschillend kunnen worden belast.

Ook is van belang tegen welk tarief de nieuwe belasting zal worden geheven. Door velen wordt momenteel immers al de vraag gesteld waarom beleggingen veel gunstiger worden belast dan arbeidsinkomsten.

Mijn inziens zou de invoering van een vermogensaanwasbelasting dan ook moeten worden gebruikt voor het doorvoeren van de al lang noodzakelijke hervorming van de inkomstenbelasting. Ook kunnen dan enkele vereenvoudigingen worden doorgevoerd door het afschaffen van ingewikkelde regelingen als het lucratief belang en de terbeschikkingstellingsregeling. Wordt vervolgd!

Bronnen: brief Staatssecretaris van Financiën van 15 april 2022, no. 2022-0000122084, brief Staatssecretaris van Financiën van 28 april 2022, no. 2022-000000132649, uitspraak Hoge Raad van 20 mei 2022, no. 21/04407 en brief no. 2022-0000172543 van 24 juni 2022. Auteur: dr. R. (René) Offermans

[Bron: redactie Nextens]